A. o. (-en) [Fr. < Lat. visus, gezicht]
I. Eig. masker of klep aan de helm van een ➝ harnas, die men, vóór het gezicht, naar omlaag of omhoog kan bewegen, om te kunnen zien of te kunnen ademen: met gesloten -; iemand met open bestrijden, open, rond, ridderlijk.
II. Metf.
1. stuk ijzer met gaten, aan een armborst bevestigd, dat men ophief om erdoor te mikken.
2. Uitbr. keep of korrel op een ➝ geweer, kanon, enz. om te mikken: iemand, iets in het hebben, ook Fig. in de gaten, op het oog.
B. m. (-en, -s) [Ar. lastdrager] Eert.
eersteminister van een sultan.