(vər'stervən) (verstierf, verstorven)
A. (is)
I. Eig. 1. (langzaam) sterven : de boom versterft. Syn. → afsterven.
2. Uitbr. besterven : vlees laten -.
II. Metn. [van I 1) Recht, bij versterven, erfelijk overgaan : die goederen aan de kinderen. III. Metf. [van I 1] te loor gaan : zijn roem zal niet -.
B. (heeft) [doen sterven] beheersen naar redelijk oordeel en ordelijke ondergeschiktheid aan het hogere geestelijke : zijn lichaam, zich -.