(vər'sta:n) (verstond, verstaan)
I. (heeft) verliezen door ergens te staan nl.
1. met staan verdoen : zijn tijd -.
2. (verliezen en) betalen voor een standplaats : die draaimolen verstaat veel geld.
II. (heeft) [(bij iets) blijven staan]
1. a. horen en in zijn geest opnemen : ik kon alles -; iemand, iets duidelijk, goed. halj, verkeerd -; iemand iets te geven. Gez. ik versta dat je mij gehoorzaamt [ik versta onze betrekkingen zo], ik verlang, wil dat; wat verstaat men onder die uitdrukking? wat betekent die? → gekheid, klucht, rede, reden, scheeps, stuk Syn. → begrijpen.
b. z i c h -, overleg plegen : zich met iemand -.
2. Uitbr. goed kennen : zijn ambacht goed -. → naad, tijd, wereld. -
III. (is) te lang, over de wettige tijd staan : dit pand is - en moet dus niet ingelost worden.