(verloochende, heeft verloochend)
I.1. niet willen kennen: God, zijn vaderland -.
2. afvallen: zijn geloof -.
Syn ➝ afzweren.
3. handelen tegen: de natuur -.
II. zich -
1. ontrouw worden aan zijn eigen beginselen.
2. het lagere in zich onderdrukken.
3. onzelfzuchtig handelen.