o. (...loven)
1. Algm. vergunning, veroorloving: geven; met uw -, beleefdheidsformule.
2. Inz.
a. vergunning tot drankverkoop in ’t klein,
b. vergunning om weg te blijven, vakantie, vrijaf: een week hebben; met, op zijn; Mil. met gaan; O. I. met groot gaan, voorgoed uit de dienst of naar Europa gaan.