(verlaagde, heeft verlaagd)
1. laag, lager maken: een muur -; een noot een halve toon -.
2. lager stellen: de prijzen -.
3. doen dalen: iemand in rang -; een leerling een klasse -.
4. schande aandoen, vernederen: iemand -.
5. zich -, een laagheid begaan.
Syn. vernederen (zich), verootmoedigen (zich).