(vәr'duistәrәn) (verduisterde, verduisterd)
I. (heeft)
1. duister(der) maken: een kamer -.
2. achterhouden, ontfutselen: gelden -.
II. (is)
1. duister(der) worden: de zon verduisterde. Syn. →: betrekken.
2. beneveld worden: zijn verstand was verduisterd.