(vәr'drinkәn) (verdronk, verdronken)
I. (heeft)
1. drinkend doorbrengen: de tijd -.
2. drinkend verteren: zijn geld -.
3. in het water doen omkomen: een hond -; zich -.
II. (is) in het water omkomen: bij zijn pogingen om zijn vriend te redden is hij zelf verdronken; hij is verdronken eer hij water had gezien, hij is voor de verleiding bezweken eer deze voorgoed begon of hij was lichamelijk of zedelijk bedorven, zonder dat hij goed bewust was wat hij deed.
→: kalf, koe, verdronken.