o. oudste vorm van de Indische godsdienst zoals die in de veda’s beschreven is.
Enc. Het vedisme bestond vooral in de verering van natuurgoden o. a. Indra (krijg), Agni (vuur), Jama (dood) en van de voorouders, alsmede in het geloof aan goede geesten en duivelen en een toekomstig leven. Aan de goden en goede geesten werden offers gebracht en de duivelen door toverformules bezworen.