('uit) m. (-s)
I. Eig.
1. Algm. hij die uitsmijt.
2. Inz. hij die belast is met het buitenzetten van ongewenste gasten : een in een café.
II. Metn. [van I 2] [iemand, die in een café te Amsterdam uitgesmeten werd, gebruikte dit gewoonlijk] geroosterd brood met vlees ertussen en een spiegelei erop.