('uit) (klopte uit, heeft uitgeklopt)
1. kloppend reinigen : een mat, een pijp -. → pels.
2. kloppend uitdrijven : spijkers -.
3. kloppend verbreden : een stuk blik laten -.
4. kloppend eruit verwijderen ; deuken -.
5. kloppend de butsen eruit verwijderen.
6. afranselen : iemand duchtig -.