Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

trens

betekenis & definitie

I v. (trenzen) [Sp. trenza vlecht] iets gevlochtens nl.

1. lusje, oogje van garen om haakjes in vast te halen.
2. kleine toom met een mondstuk zonder stang : een paard bij de leiden; iemand braaf geven, hem afrossen.

II v. (trensen) [< Eng.] in West-lndie, kanaal tussen twee plantages.

< >