(to'tal)
1. bn. (...tale) en bw. [Fr. < Lat. totalis] geheel, ten volle : een ...tale maansverduistering; ik ben op; de totale → oorlog.
2. o. (...talen) geheel, gezamenlijk bedrag : hoeveel bedraagt het van de rekening? in -; tel al de ...talen op.