('toe) (bracht toe. heeft toegebracht)
1. aan-, meebrengen : dat heeft hem geluk toegebracht.
2. ten huwelijk bijbrengen : een groot fortuin -.
3. bijdragen : dat heeft iets tot zijn ongeluk toegebracht.
4. doen ondergaan : iemand een nederlaag -.
5. berokkenen : iemand schade -.
6. geven : iemand een steek, slag -.