(hoorde thuis, heeft thuisgehoord)
1. zijn woon-, ligplaats, vaderland hebben.
2. zijn gepaste plaats hebben: dat hoort niet in de hogere kringen thuis.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
(hoorde thuis, heeft thuisgehoord)
1. zijn woon-, ligplaats, vaderland hebben.
2. zijn gepaste plaats hebben: dat hoort niet in de hogere kringen thuis.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: