Romeinse keizers:
I. de Grote 378-395, ° 346 in Spanje, 378-383 medekeizer met Gratianus voor het Oosten, verenigde, na zijn mededingers Maximus (388) en Eugenius (394) overwonnen te hebben, voor de laatste maal onder één scepter het gehele Romeinse Rijk, dat hij onder zijn twee zonen Arcadius (Oosten) en Honorius (Westen) verdeelde. Hij was een groot veldheer, wetgever en bestuurder, een edel karakter, afgezien van overhaaste gewelddadigheden als het bloedbad dat hij 390 te Thessalonica tegen opstandelingen aanrichtte en waarvoor de H. Ambrosius hem een kerkelijke boete oplegde (schilderij van ➝ Rubens).
II. Oostromeins keizer 408-450, zoon van Arcadius, vaardigde de Codex Theodosianus uit.