I. (temperde, heeft getemperd) [Lat. temperare]
1. minderen, matigen: het licht -.
2. lenigen: iemands droefheid -.
3. mengen om zachtere tinten te krijgen: kleuren -.
4. de broosheid ontnemen aan gegoten voorwerpen: staal -.
II. (temperde, heeft getemperd) [Dui. < Lat. tempus, tijd] Krijgsw. de tijd regelen waarna een granaatkartets springt.