Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

telefoon

betekenis & definitie

(telə'fo:n) m. (...fonen, –s; –tje) [Gr. phonè, stem]

I. Eig. toestel om door galvanische stromen geluiden over verre afstanden over te brengen : draadtelefoon; draadloze –; iets per – laten weten; een gesprek door de –.

II. Metn.

1. telefonie : ambtenaar bij de –.
2. telefoontje, telefoonbericht : een –tje krijgen.

Enc. De uitvinder der telefoon was REIS in 1861, terwijl BELL in 1876 de eerste bruikbare telefoon vervaardigde. De telefoon bestaat hoofdzakelijk uit een batterij, een induktieklos, een mikrofoon met hoorn waarin men spreekt, een ontvanghoorn, waarin een elektromagneet zit, en die eindigt in een trilplaatje. Eindelijk is er een elektrische schel die dient om op te bellen. De elektrische stroom gaat van de batterij door de induktieklos, het trilplaatje, het koolgruis en weer terug naar de batterij. Aldus wordt in de dunne draad van de induktieklos een induktiestroom opgewekt.

Deze wordt naar het ontvangstation geleid waar hij het magnetisme versterkt en het trilplaatje in beweging brengt. Het aantal trillingen van het trilplaatje is even groot als dat van het trilplaatje zodat zij beide dezelfde toon voortbrengen. Terwijl vroeger elk abonnee een eigen batterij nodig had, wordt hij thans uit een centrale van stroom voorzien. Al de telefoontoestellen van een bepaald telefoonnet zijn door een centrale met elkander verbonden. Vroeger moesten de aansluitingen door personeel in die centrale tot stand worden gebracht, thans kan elk abonnee zelf automatisch door het draaien der kiesschijf die aansluitingen tot stand brengen. Een andere moderne verbetering is de teletype die, als men afwezig is, automatisch de boodschap overneemt en op een band papier afdrukt.

Men kan tegenwoordig in verschillende landen, door het aanslaan van een zeker telefoonnummer, het juiste uur en de weervoorspelling te weten komen die automatisch, door middel van een grammofoonplaat, medegedeeld worden. Beschouwt men het aantal telefonen per km2 als basis, naar welke de welvaart van het land kan worden geschat (zoals veelal wordt gedaan), zo staan Nederland en België bovenaan met 22 per km2, Denemarken en Groot-Brittannië met 21, Zwitserland met 18, Duitsland met 17, de Verenigde Staten met 6, Frankrijk met 6, Zweden met 3. San Francisco heeft de meeste telefoons nl. gemiddeld 40 toestellen per 100 inwoners.

< >