('ta:kəl) m. en o. (—s ; —tje) [Mned. taken, nemen, grijpen] uitrusting, gereedschap nl.
1. Veroud. uitrusting inz.van een schip.
2. samenstel van één of meer vaste en één of meer losse blokken om met geringe krachtsaanwending zware voorwerpen op te hijsen. → Spaanse-takel.