(stof'fe:rən) (stoffeerde,heeft gestoffeerd)
1. met stof versieren, opmaken: hoeden -.
2. van binnen met stof bekleden: een koets -.
3. van gordijnen, meubels enz. voorzien: gestoffeerde kamers.
4. het bijwerk op een schilderij malen: het landschap is met enige groepjes gestoffeerd.
5. opsieren: het verhaal is met grappen gestoffeerd..