('stiltə) v. (-n, -s) het stil zijn inz.
1. rust, kalmte, stilzwijgen: een ademloze, akelige, onheilspellende -; de van de dood; een als van het graf; verzoeken; -, beval de meester; Zeew. op de Stille Oceaan. er is in ➝ ‘t geheel geen wind.
Tgst. gerucht.
2. geheim: hij deed het in -.