('stikkən) (stikte, gestikt)
I. (heeft) [Intens. steken]
1. met voor- en achtersteek naaien: zakdoeken, schoenen -.
2. borduren: figuren in een kleed -.
II. (heeft) [het (doen) blijven steken van de adem] doen sterven door gebrek aan levenslucht: dieren -.
III. (is)
1. door gebrek aan levenslucht sterven: hij is door kolendamp gestikt; je kan - of stik voor mijn part, verwensing.
2. niet meer kunnen, menen te bezwijken: van het lachen.