('spuitən) (spoot, gespoten) [~ spuwen]
I. (heeft)
1. een spuit laten werken : de brandweer begon te -.
2. door spuiten ergens opbrengen : water op de vlammen -; iemand nat -.
II. (is) krachtig als uit een spuit te voorschijn komen : het bloed spoot uit de ader.