(speku'la:si) v. (-s)
I. Eig. het spekuleren inz.
1. bespiegeling.
2. het spekuleren in de handel.
II. Metn. [mogelijk gevolg van I 1] zin, welbehagen.
III. Metf. [wsch. van II, maar dan schertsend] bruine, harde koek in de vorm van mannenfiguren enz. inz. met sinterklaas geschonken.