o. (-pen; -je) [< zuipen]
1. Algm. nat waarin men iets kookt of dat men verkrijgt door iets in water te koken: met geweekt brood. Gez. het ruime kiezen, de volle zee ingaan; het is de kool niet waard, de zaak is niet waard dat men er zich zoveel moeite om geeft; iemand in zijn eigen - of vet gaar laten koken of braden, zich niet met hem bezighouden; met hetzelfde overgoten zijn, dezelfde eigenschappen en gebreken hebben.
2. Inz.
a. warm zeepwater om linnengoed in te wassen: zet het goed in ’t -.
b. vloeibaar beestevoeder.