Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

sojaboon

betekenis & definitie

('so:ja) v. (...bonen)

1. Eig. vet en meelhoudende boon van een vlinderbloemige plant in Oost-Azië.
2. Metn. die plant (Soja hispida).

Enc. Sedert de oudste tijden is de sojaboon een gewichtige voedingsplant in Oost-Azië. Daar ze veel eiwit (38-50%), vet (12-20%) en koolhydraten (1925 %) bevat, kan ze enigszins het vlees vervangen en vormt een gelukkige aanvulling van het rijstdieet in Oost-Azië. Sojameel wordt in brood en ander gebak (o. a. voor suikerzieken) verwerkt. Sojavet gebruikt men als spijsvet en als industriegrondstof voor zeep, glycerine, vernissen, verven, linoleum, kunstrubber, explosiemiddelen enz. In Oost-Azië wordt uit de zaden en de persresten sojamelk bereid, die op koemelk gelijkt en die gekondenseerd of ook wel als melkpoeder in de handel komt.

Uit sojamelk wordt verder sojakaas, vervaardigd. In Japan bereidt men door gisting uit de sojaboon de sojasaus, die ook in de worcestershiresaus voorkomt. Wat overblijft van de sojaboon, na alle mogelijke bewerkingen, is een krachtig veevoeder. In Europa zijn vele proeven (o. a. in Duitsland) van sojawinning mislukt; het klimaat is hier, alleen in het zuiden, daarvoor geschikt.