('smeltən) (smolt, gesmolten) [~ mout]
I. (heeft) 1. door middel van warmte vloeibaar doen worden : ijzer, boter -.
2. zacht, weemoedig aandoen : -de muziek.
II. (is) 1. door middel van warmte vloeibaar worden : het ijzer, de boter smelt; als sneeuw voor de zon.
2. zeer sappig zijn : die perziken in de mond.
3. ineenvloeien : -de kleuren, tonen.
4. opraken ; zijn geld is mooi aan ’t -.