(slip) o. slijk]
I. Eig.
1. bodembestanddelen en andere vaste stoffen die door het water worden meegevoerd en afgezet: de rivieren zetten bij overstroming neer op hun oevers, brengen in de havens ; neerslag van -. Syn. → bagger.
2. Uitbr. slijk : een knaap, met- en stof bemorst.
II. Metf. bezinksel van onzuivere stoffen uit een vloeistof : van melk.