('slempən) (slempte, geslempt) [~ Dui. Schlamm, slijk]
I. (heeft)
1. met water drenken om goed te doen aaneensluiten : de grond bij het planten van bomen.
2. met zand vullen onder toevoer van water ; diepten, gaten, sleuven -.
3. overdadig eten en drinken : het werken ontwend, het gewoon. → dempen. Syn. → brassen.
II. (is) onder toevoer van water met zand gevuld worden, vooral in samenstellingen : dicht-, toeslempen.