I. m. Eig. het slempen : iemand de geven; de krijgen, hebben; vrije -.
II. Metn.
1. m. slemppartij, smulpartij op een genodigd.
2. a. m. Algm. wat men op een slemppartij krijgt: een vette -; op de leven, lopen, klaplopen. b. v. Inz. drank bestaande uit melk, eierdooiers, suiker en saffraan.