Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

sinaasappel

betekenis & definitie

Vsi:na:z) m. (-en, sinaasappel -s) [China + appel] 1. Eig. grote, bolronde, oranjekleurige en sappige boomSinaasappelproduktie (1950)

(sinaasappelen, mandarijnen enz.)

1. Verenigde Staten 4 700 milj. kg
2. Brazilië 1 203
3. Spanje 916
4. Italië 642
5. Mexico 555
6. Japan 426
7. Argentina 372
8. Peru 308
9. Israël 279

Wereld 12 100 vrucht die bij ons vooral 's winters uit de landen om de Middellandse Zee wordt ingevoerd : de schil, de pitten van de -. 2. Metn. oorspronkelijke in Zuid-Azië thuishorende oranjeboom waaraan de onder (1) beschreven vrucht groeit (Citrus aurantium sinensis): de bloeit. * TB. PLANTENRIJK 56. sinaasappelkultuur v. sinaasappelproduktie v. sinaasappelsap o.

< >