Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

sigaret

betekenis & definitie

(siga'ret) v.(-ten ;-je) fijne tabak In dun papier gerold en tot roken bestemd : -ten rollen, roken; -ten met gouden mondstuk ; gemiddeld worden drie -ten dagelijks door ieder bewoner der aarde gerookt; astmasigaret. Ene.

Naar verhaald wordt, had de sigaret haar ontstaan in 1832 te danken aan een ongelukkig toeval. Door een treffer van een Turkse granaat werden Egyptische soldaten beroofd van een grote kollektie pijpen.

Met de pijpen was een zending tabak meegekomen die gespaard bleef. Een der soldaten stopte een lege buskruitpatroon vol tabak en begon de eerste sigaret te roken.

< >