(si'ga.rsn) m.
(-s).sigarenmakerij v. (-en), sigarensoort (si'ga:r9n) v. (-en), sigarenstandaard, sigarenstanderd m. (-en, -s) fijn kistje om sigaren rechtop in te zetten, sigarenwinkel m. (—s). sigarenzaak v. (...zaken), sigarenzakje o. (—s) papieren zakje met sigaren, sigareoplegger (si'ga.w) m. (-s) gleuf aan een asbakje om een sigaar in te leggen. # sigarepeukje (si'ga.ro) o. (-s). sigarepijpje o. (-s) pijpje om een ten dele opgerookte sigaar uit te roken, sigarepleister v. (-s) tabakskleurlge pleister om beschadigingen aan het dekblad van een sigaar te herstellen, sigarepuntje o. <-s). #