(‘sjejkəpiə) (William) Engels toneelschrijver, ° 1564 te Stratford on Avon, vestigde zich ± 1590 te Londen waar hij als toneelspeler optrad en vele van zijn stukken schreef; ging op latere leeftijd naar Stratford terug als een rijk man, ♱ er 1616 en werd er in de kerk bijgezet. Zijn toneelstukken heeft men ingedeeld volgens de perioden van zijn leven waarin hij die zou geschreven hebben.
Uit zijn jeugd zouden stammen zijn blijspelen : Love’s Labour’s Lost; Comedy of Errors; Romeo and Juliet; As you like it; Midsummer Niohi’s Dream; Merry Wives of Windsor; Taming of the Shrew; Much Ado about Nothing; Two Gentleman of Verona. In de Merchant of Venice vermengt zich reeds het tragische met het komische.
Ook de koningsstukken : Henry IV. V, VI; Richardll, III; John zijn produkten van zijn nog jeugdige verbeelding.
Uit een latere periode, wanneer hij het leven met zijn ellenden beter heeft leren kennen, dagtekenen zijn treurspelen : Macbeth; Hamlet; Coriolanus; Julius Caesar; Lear. In zijn laatste periode, toen berusting en vrede bij hem overheerste, schreef hij de blij-eindigende drama’s : Winter’s Tale; Cymbeline; Tempest.
Er bestaan verschillende teorieën betreffende het auteurschap van de aan Shakespeare toegeschreven stukken (o. a. → Bacon). Bekend is de Nederlandse vertaling van Burgersdijk van zijn werken.
Shakespeare is de grootste toneelschrijver aller tijden. Hij kent het men→elijke leven en de innigste roerselen van ’s mensen ziel en dat leven geeft hij weer zoals het is, met zijn vreugden en droefheden, met zijn ernst en scherts, die elkaar steeds afwisselen overal en iedere dag.
In zijn 38 drama’s treden meer dan 1000 personen op. Het zijn niet koningen en helden, kooplui en arbeiders, maar het zijn , mensen” van alle klassen en alle karakters.
Zijn taal houdt steeds gelijke tred met de gang der handeling ; haar beelden- en kleurenrijkdom is even onuitputtelijk als de schatten van zijn gedachten en de veelzijdigheid van zijn gemoed.