(sfinks) m. (-en)
I. Eig. gestalte met leeuweliehaam en mensenhoofd nl. l.in Oud-Egypte,beeld samengesteld uit een leeuwelijfmet een mensenhoofd, als symbool van de macht der godheid of van het koningdom ; -en werden vaak vóór tempels of vóór graven geplaatst.
2. Gr.Myt. oorspr.gedaante met leeuwelichaam- en maagdenhoofd, later o. a. gevleugelde jonkvrouw met leeuwelijf die, op een rots bij Thebe, iedere voorbijganger een raadsel opgaf, en verslond wie het niet kon oplossen. Het raadsel dat zij opgaf was:„Wie loopt 's morgens op vier, ’s middags op twee en ’s avonds op drie voeten ?” Antwoord : de mens, kruipend als klein kind, op twee benen gaande als volwassene, met twee benen en een stok zich voortbewegend als grijsaard. Toen → Oidipoes het raadsel oploste, stortte de sfinx zich van de rots omlaag.
II. Metf. 1. pijlstaartvlinder. 2. raadselachtige figuur, persoon.