Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

Servië

betekenis & definitie

('serviə) o. [volksstam der Serti] eertijds koninkrijk, thans kernland van → Joegoslavië..

Geschiedenis. De Serviërs, van Slavische oorsprong, trokken in de VIIde eeuw het tegenwoordige Servië binnen. Hun rijk bereikte zijn grootste omvang onder STEFANUS DOESJAN (1331-1855), die ook over Macedonië, Albanië en Bosnië heerste en 1346 de tsaarstitel aannam. Door de slag op het Amselveld 1389 kwam Servië onder Turkse heerschappij. Van 1804 tot 1807 stonden de Serviërs tegen de Turken op, doch eerst een tweede oorlog 1815-1816 bracht hun de vrijheid. De aanvoerder ervan, MILOSJ OBRENOVITSJ, werd 1817 tot vorst gekozen en 1833 moest Turkije het land als schatplichtig erfelijk vorstendom erkennen.

Na de Krimoorlog verloor Rusland, bij de Vrede van Parijs 1856, zijn beschermheerschappij over Servië, dat door het Kongres van Berlijn als onafhankelijke staat werd erkend. In 1882 nam vorst MILAN de koningstitel aan. De vereniging van Oost-Roemelië met Bulgarijë veroorzaakte 1885 een ongelukkige oorlog tegen dit land. In 1889 dankte MILAN af ten gunste van zijn zoon ALEXANDER, die 1903 met zijn echtgenote DRAGA werd vermoord. Zijn opvolger was PETER I. Na de Balkanoorlogen werd Servië met de grootste helft van Macedonië vergroot.

De vermoording van de Oostenrijkse kroonprins 1914 te Serajevo gaf aanleiding tot een oorlog van Oostenrijk tegen Servië en hiermee tot de Eerste Wereldoorlog; 1915 werd Servië door de Centralen verslagen en bezet. Na die oorlog vormde het met delen van Oostenrijk het nieuwe koninkrijk Joegoslavië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het 1941-1944 een apart land onder Duits bestuur.

< >