(schrach) I. v. (schragen;-je) schrank] toestel om te schragen, te ondersteunen nl.
1. toestel om planken te dragen, bestaande uit een balk op vier schuine poten : een tafel op schragen. 2. draagtoestel bestaande uit een balk op twee van onderen verbonden benen : een loopbrug op schragen bevestigd.
II. bw. [I] 1. schuin : iets af zagen. 2. Gew. nauwelijks : er is 1 m.