Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schoorsteen

betekenis & definitie

(‘scho:r) m. (-en; -tje)

[steen die het rookkanaal schoort, draagt]

I. Eig,
1. a. Algm. rookkanaal met stookplaats ; een mooie kamer met een ouderwetse -; vlees in de hangen; een haardplaat met marmeren mantel; de vegen; de rookt; daar kan de niet van roken, dat geeft geen winst.
b. Inz. alleenstaande schoorsteen : de van een fabriek.
2. Bepk.
a. gedeelte van de schoorsteen schoorsteen boven het dak : het roken, trekken van een -.
b. metalen afvoerbuis voor verbrandingsprodukten : de van een → lokomotief; de ...stenen van een stoomboot.

II. Metn, [van I 1 a] schoorsteenmantel : een houten, stenen -; er staan bloemen op de -; de pendule op de zetten.

< >