(‘schimməlpennink) (Rutger Jan) raadpensionaris van de Bataafse Republiek 1805-1806, 0 31okt. 1761 te Deventer, advokaat te Amsterdam, 1796 lid van de Nationale Vergadering, was gezant te Parijs en te Londen, werd 29 april 1805 op verlangen van Napoleon tot raadpensionaris benoemd, bevorderde 's lands welzijn vooral op het gebied van onderwijs en financiën.
Daar hij aan de altijd hardere eisen van Napoleon niet kon voldoen, nam deze een oogziekte, waaraan hij leed, tot voorwendsel om in zijn plaats Lodewijk Bonaparte als koning van Holland op te dringen. Onder Willem I werd hij lid van de Eerste Kamer en ♱ 25 maart 1825 te Amsterdam.