(sche:də) v. (-n) [scheiden]
I. Eig.
1. Algm. omhulsel.
2. Inz.
a. omhulsel voor het lemmet van een scherp voorwerp: een degen, mes, sabel, zwaard in de steken. ➝ mes, zwaard.
b. omhulsel van sommige dieredelen: de snuit van veel insekten zit in een -.
c. vlezig omhulsel van een plantestengel of -steel: een blad aan de voet van een voorzien.
II. Metn. buisvormig deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan.