Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schakel

betekenis & definitie

('scha:kəl)m. env. (-s; -tje) [msch. 〜 Lat. cingere, omgorden]

I. Eig. elk van de in elkaar grijpende leden van een ketting: langwerpige, ronde -s.

Syn. schalm. II. Metn. Ongew. ketting. III. Metf.

1. [van I] lid dat de verbinding vormt tussen een reeks van dingen of personen: in de redenering ontbreekt een -; er ontbreekt een aan ’t verhaal; die ene in de opvolging van de personen is niet te vinden.
2. [van II]
a. driewandig visnet, waarmede men smalle wateren over de gehele breedte afzet: met de vissen,
b. uit aaneengebrachte delen bestaand geheel: zij kan de van de redenering niet volgen.

< >