('sɛ:nә) v. (-s) [Fr. < Gr. skènè, tent]
I. Eig. toneel.
II. Metn. 1. plaats die het toneel in een stuk moet verbeelden.
2. toneel als afdeling van een bedrijf tussen twee veranderingen in de handelende personen.
III. Metf. [van II 2]
1. voorval: een aandoenlijke -.
2. standje, herrie, kabaal: iemand een maken.