(ru'dolf)
I. koning 1273-1291, uit het huis Habsburg, onderwierp Ottokar II, koning van Bohemen en ontnam hem door zijn overwinning op het Marchveld (1278) Oostenrijk, Stiermarken en Krain, waardoor hij de macht van zijn huis vestigde, herstelde de landvrede door het uitroeien van de roofridders.
II. keizer 1576-1612, 1572 koning van Hongarije, 1575 van Bohemen, moest aan zijn broeder Matthias Oostenrijk. Hongarije en Moravië, en niettegenstaande de Majesteitsbrief (1609), 1611 ook Bohemen afstaan; beschermde kunsten en wetenschappen (Tycho Brahe, Kepler) maar was voor zijn taak niet berekend. Onder hem ontstonden 1608 de Protestantse Unie en 1609 de Katolieke Liga.