('ro;vən) (roofde, heeft geroofd)
I. Eig.
1. Veroud. afscheuren, afstropen.
2. a. met geweld wegnemen wat een ander toebehoort: langs de grote weg, op zee -; de soldaten gingen aan ‘t geld en goed -. Syn. ➝ ontvreemden.
b. Uitbr. ontnemen : iemands eer -.
II. Metf, [van I 2 a] onweerstaanbaar aantrekken : iemands liefde, hart -.