('rouw) o.
I. (...klederen, ...kleren) [kleed, kleding(stuk)]
1. Eig. kleed ten teken van rouw gedragen : ...kleren aantrekken.
2. Metn. rouwkleding : het dragen.
II. (...kleden) [kleed, dekkleed]
1. Algm. zwart kleed, doek ten teken van rouw ergens overheen gehangen : een troonhemel behangen met een -.
2. Inz. dekkleed over een doodkist, lijkkleed.