('ront) (vloog rond, heeft en is rondgevlogen)
1. langs de omtrek ervan vliegen : Afrika -.
2. her- en derwaarts vliegen : wat vliegen de zwaluwen vandaag hier rond !
3. snel langs de omtrek ervan lopen : de paarden vlogen het renpark rond.
4. snel her- en derwaarts lopen.