Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

roeping

betekenis & definitie

('roeping) v. (-en) [roepen 18]

I. Eig, het bestemmen door God van de mens. tot iets bepaalds : hih volgde de stem van Gods -; de hemelse deelachtig.

II. Metn,

1. a. het bestemd zijn door God tot een bepaalde levenstaak : ieder heeft zijn -.
b. Uitbr. a, Algm. het bestemd zijn tot een bepaalde levenstaak : de van militair volgen.
b. Inz. het zich innerlijk bestemd, geneigd gevoelen tot een bepaalde taak : voelen door de geestelijke staat, het onderwijs, de kunst, de wetenschap; zijn beseffen, voelen; zich zijn bewust worden; geloof hechten in zijn -; zijn volgen.
2.[datgene waartoe men bestemd is] taak, ambt, bediening betrekking, bestemming : een edele, hoge, schone -; zijn vervullen, volbrengen; beantwoorden, voldoen aan zijn -; zich zijn waardig tonen.

< >