('roeping) v. (-en) [roepen 18]
I. Eig, het bestemmen door God van de mens. tot iets bepaalds : hih volgde de stem van Gods -; de hemelse deelachtig.
II. Metn,
1. a. het bestemd zijn door God tot een bepaalde levenstaak : ieder heeft zijn -.
b. Uitbr. a, Algm. het bestemd zijn tot een bepaalde levenstaak : de van militair volgen.
b. Inz. het zich innerlijk bestemd, geneigd gevoelen tot een bepaalde taak : voelen door de geestelijke staat, het onderwijs, de kunst, de wetenschap; zijn beseffen, voelen; zich zijn bewust worden; geloof hechten in zijn -; zijn volgen.
2.[datgene waartoe men bestemd is] taak, ambt, bediening betrekking, bestemming : een edele, hoge, schone -; zijn vervullen, volbrengen; beantwoorden, voldoen aan zijn -; zich zijn waardig tonen.