('rijpen) (rijpte, gerijpt)
I. (heeft) [→ rijp I] rijp vormen, lichtelijk vriezen : het heeft vannacht gerijpt.
II. (heeft) [→ rijp III]
1. rijp maken : de zon rijpt de vruchten.
2. tot volle ontwikkeling brengen : de ervaring heeft hem gerijpt.
III. (is) [→ rijp III] 1. rijp worden inz.
a. (1) : de vruchten -.
b. (7) : de zweer rijpt,
c. (9) : het -d oordeel, verstand; een -d besluit, plan.
2. zich ontwikkelen : van kind tot jongeling zijn jongelingschap gerijpt tot manlijkheid; licht rijpt uit koel beleid; voor de hemel -.