Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

regenboog

betekenis & definitie

(‘re:gən) m. (...bogen; -je)

1. luchtverschijnsel bestaande uit een cirkelvormige band van gekleurde strepen : de kleuren van de zijn van beneden naar boven violet, indigo, blauw, groen, geel, oranje, rood; met alle kleuren van de -, zeer bont.
2. dergelijk verschijnsel in neervallend water : aan watervallen en fonteinen ziet men soms mooie ...bogen.

Enc. Een regenboog vertoont zich steeds aan de tegenovergestelde zijde van de hemel, waar de zon staat, zodat wij de zon achter ons hebben wanneer wij een regenboog voor ons zien. Het middelpunt van de regenboog is gelegen in het punt waarin een lijn, uit het middelpunt van de zon door het oog van de waarnemer getrokken, het hemelgewelf (zo nodig onder de gezichteinder) snijdt. De kleuren van de regenboog zijn die van het zonnespektrum. Bij de regenboog is het rood aan de buiten-, het violet aan de binnenzijde geplaatst. Dikwijls ziet men nog een tweede (B) soms een derde regenboog die de eerste (A) omvat, doch flauwer van licht is.

Bij de tweede boog vertonen zich de kleuren in omgekeerde volgorde nl. rood aan de binnen-, violet aan de buitenzijde. De regenboog ontstaat door de breking en terugkaatsing van de zonnestralen (Z) in de waterdruppels van een regenbui. De zonnestralen die de eerste boog ( A) teweegbrengen, worden bij het binnendringen in de waterdruppels gebroken, ontleed en door de binnenwand van de druppels teruggekaatst. Bij de tweede boog (B) worden de zonnestralen tweemaal teruggekaatst. In het Oud Testament was de regenboog het onderpand van het verbond dat God met Noê en zijn nakomelingen sloot. De Grieken beschouwden hem als de brug waarlangs Iris de boodschappen van de goden aan de mensen overbracht.

< >