(‘re:dən) v. (-en) [~ rede]
1. dat waarom men iets doet : heb je daar een voor? goede, voldoende- hebben; de voornaamste is dat ...; wat is de van uw achterdocht; om -en van gezondheid, van financiële aard; iets zonder doen; ik zie er de niet van in; een met -en omkleed voorstel; iets met klem van -en bewijzen; nood doet meer dan goede -en; nood kent geen -. Gez. iemand doen verstaan, hem doen verstaan dat iets gegrond is; om van, ter oorzake van; verstaan, redelijk zijn. → rijm. Syn. → beweegreden.
2,.Verzw. aanleiding : iemand wel, geen geven tot iets.